Welkom bij het buitenmuseum van Haarlemmermeer
Waar staat deze verhalenpaal?
- Locatie: dichtstbijzijnde adres Rijnlanderweg 1253
- Coördinaten: 52.265.149.873 / 4.674.522.052
- Fietsroutes: fietsroute Mens en fietsroute Land
- Fietsknooppunten: tussen of bij 04 en 63
Heeft u een verhaal bij deze paal? Stuur het naar naar schakelsaandeketting@shmdc.nl.
Binnenmuseum
Naast de 20 Verhalenpalen die verpreid staan door de hele polder, kunt u ook een bezoek brengen aan het Cruquius Museum in Cruquius en het Historisch Museum Haarlemmermeer in Hoofddorp. Kijk op www.haarlemmermeermuseum.nl en op www.komkijkenmetkortingbijCruquius.nl.
Familie Boogaard
Hitlers “eindoplossing van het jodenvraagstuk”, de systematische vernietiging van het joodse volk, noopte veel joden tot vluchten of onderduiken. Dat gebeurde onder meer op boerderij ‘De Zorg’ van de familie Boogaard aan de Oude Sloterweg (thans Rijnlanderweg) 1253 bij Nieuw-Vennep. De familie zag het als haar christelijke plicht om ‘het volk van God’ te verbergen. Met gevaar voor eigen leven namen opa Hannes Boogaard en zijn gezin veel onderduikers op. De zoons Hannes jr. en Pieter, die vlakbij woonden, namen eveneens joodse onderduikers in huis.
De activiteiten van de Boogaards konden niet onopgemerkt blijven. Ook niet in Amsterdam waar tenslotte de meeste joodse mensen woonden. Sommige van hen, zoals Karel en Jo Busnach, reisden uit Amsterdam naar de Haarlemmermeer om bij de Boogaards onder te duiken. De Busnachs vroegen de chauffeur waar ze de Boogaardboerderij konden vinden. De chauffeur antwoordde: “Oh de jodenboerderij?” en onder gegrinnik van de andere passagiers wees hij haarfijn de weg naar de boerderij.
De Boogaards werden langzamerhand een begrip voor vriend en vijand. Alleen op en rondom de boerderij waren bij de grote overval van de Duitse Grüne Polizei 6 oktober 1943 zo’n zeventig onderduikers aanwezig. Er waren al diverse invallen geweest, maar deze was fataal. Vierendertig onderduikers worden opgepakt en afgevoerd naar concentratiekampen om te worden vergast. Twintig kinderen konden worden gered. Vader Boogaard en zijn zoon Pieter werden gearresteerd. Pieter is ziek vrijgelaten uit Kamp Vught en is thuis overleden. De oude Hannes Boogaard werd in februari 1945 vermoord in het concentratiekamp Sachsenhausen.
Nominatie van Annet van Ekeris-Groenewoud
Huis Het Sunneke, op de Rijnlanderweg tussen de Bennebroekerweg en de Venneperweg. In de oorlog vonden vonden heel veel joden en onderduikers hier een schuilplaats. Opa Boogaard en zijn vier zonen en een dochter verzorgden op het hoogtepunt wel 60 onderduikers. Mijn ouderlijk huis stond in de buurt en heb ik als kind dit op afstand meegekregen.
Gedicht Verzet
Jouw weigering mee te gaan
in de opgelegde moraal van uitsluiting.
Door de bezetter
met zijn weerzinwekkende ideologie.
Jij verzette je ertegen
bood tegenstand
door de verstotenen op te vangen.
Ze zijn er, de mensen die kunnen vertellen
wat jij voor hen hebt gedaan.
Dat ze het hebben overleefd.
Dankzij jou. Zelf heb je het onderspit gedolven
het verschrikkelijke lot tegemoet
waartegen je zo had gestreden.
Laat ons stilstaan
bij hen die hier verzet boden.
Zoveel meer dan alleen een schuilplaats.
Net zoals jouw innerlijke revolutie
zoveel meer was dan alleen Verzet.
Mirjam Noach
Polderdichter Haarlemmermeer 2018 - 2019
Joop Boogaard
Je krijgt kracht, moed en vertrouwen door elke ervaring waarin je de angst echt in de ogen kijkt
Het was 1942 toen bij ons de eerste onderduiker kwam. Ik was toen dertien jaar. Het was een Nederlandse man die niet te werk wilde worden gesteld in Duitsland. Het was een man van tweeëntwintig jaar oud. Ik vond het wel leuk. We konden samen lekker rommelen en een karretje maken waar je in kon zitten.
Thuis waren we met zes kinderen. Ik had twee zussen boven me. De rest was allemaal jonger. In huis hadden we een verstandelijk gehandicapte zuster van mijn moeder. Na de Nederlandse onderduiker kregen we een Joods gezin met twee kinderen. Het werden er al gauw veertien. In Amsterdam in de Kalverstraat was het bekend onder de Joodse mensen dat wij een onderduikplek hadden voor hen. Als je naar ons toe wilde komen werd er gezegd dat je eerst de tram en daarna de bus moest nemen. Als je tegen de chauffeur zei dat je naar de Jodenboerderij ging wist hij waar hij moest stoppen.
Als kind zijnde groei je in zo’n situatie. Er was ook wel eens onenigheid tussen de onderduikers. Het was de spanning die je wel als kind aanvoelde. Je kon gewoon naar school. Dat was de Rehobotschool. Je wist intuïtief dat je niets moest vertellen over wat er bij je thuis gebeurde. De school was net voorbij ’t Kabel. In de klas zaten gewoon de twee Joodse kinderen die bij ons ondergedoken zaten. Ze werkten ook op het land.
Ik was elf jaar toen de oorlog begon. Ik kan me nog herinneren dat het veel herrie was. We kwamen om vier uur uit ons bed. Er werd geschoten vanuit de vliegtuigen. Schiphol lag al op 10 mei 1940 in puin. We hoorden de kogels fluiten. Toen we de radio aangezet hadden hoorden we dat Nederland in oorlog was. Even daarvoor had Colijn gezegd dat we rustig konden gaan slapen. De vader van Colijn was boer aan de Aalsmeerderweg.
Ik zie nog voor me dat op de A4, dat toen een smal weggetje was, de Duitsers aankwamen met materieel. De weg zat helemaal vol. Aan de Haagse weg ging ik altijd kijken. Ook al ben je kind je voelt toch de haat en ook dat het niet goed is wat er allemaal gebeurt. We luisterden altijd naar Radio Oranje. Je kon de spanning van je ouders voelen. Het was gevaarlijk wat wij deden en je mocht zo min mogelijk praten. Overigens is de radio tijdens de oorlog verstopt onder de vloer. Na de oorlog dachten we hem weer t kunnen gebruiken, maar hij viel in stukken uit elkaar. Was toch vochtig geweest.
Wij jongens gingen wel eens voor de lol achter de dorsmachine hangen. Dat mocht niet meer, omdat wij anders doelwit konden zijn voor de Engelsen. Toen wij verraden zijn waren er driehonderdvijf-enzestig man Grune Polizei op ons erf .Ze hebben de hele dag met verrekijkers en geweren in de aanslag op de uitkijk gelegen. Ook naar ons huis toe. Daar kwam de Joodse man uit de schuilplaats, omdat hij dacht dat ze werden vergeten. Hij dook terug, maar daardoor wisten de Duitsers meteen dat daar meer mensen zaten. Dat was op ons huisnummer 1239. Helaas zijn onze twaalf volwassen onderduikers bij die grote inval opgepakt. Ik ben door moeder met twee Joodse kinderen wegge-stuurd. Ik ging langs de boerderijen of ze de kinderen op wilden nemen. De eerste boerderij vond het te gevaarlijk. Maar de familie Blom van het kleine huisje wilde de kinderen wel voor één nacht onderdak bieden. Uiteindelijk zijn ze daar de hele oorlog gebleven. De veertien kinderen van de boerderij zijn uiteindelijk door oom Willem meegenomen naar de tocht. Ze zijn gelukkig niet gevonden. ’s Nachts zijn ze bij een boer, die het niet wist, in een hooischuur gaan schuilen tot het veilig was. Daarna zijn de kinderen her en der naar een andere plek gebracht.
Tijdens de oorlog hadden de NSB’ers allemaal kool op het land staan. Wij hebben stiekem de kool weggehaald om ze te verkopen voor een dubbeltje per kool. Rijen mensen kwamen daar op af. Het was voor ons jongens een aardig handeltje. Op een keer kwam een NSB’er vragen of we varkens hadden. De varkens stonden achter het huis. We ontkenden natuurlijk, maar de varkens begonnen vanzelf te schreeuwen. Als wij zorgden dat we binnen een week de varkens weg hadden gedaan zou de hij zijn mond hierover houden.
Na de oorlog zijn ome Willem en ome Teunis naar de boerderij gelopen. De buurman wilde de broers feliciteren met het eind van de oorlog. De broers weigerden zijn hand. Hij vond dat het land niet goed onderhouden was de afgelopen oorlogsjaren.
Een dorpeling , een NSB’er, had het beheer over de boerderij. Hij werkte voor de Duitsers, maar heeft nooit iemand verraden. Na de oorlog werd hij opgepakt. Juist op zijn land werd na de oorlog een groot bevrijdingsfeest gegeven. Het hele weiland stond vol. De vlag werd uitgehangen.
Joop
Kort na de grote overval kwam er een man aan de deur om kleding te brengen voor zijn Joodse buren. Zij zaten bij ons ondergedoken op nummer 1239. Mijn moeder zei tegen hem dat ze allemaal opgepakt waren. “Maak dat je weer wegkomt. Ze kunnen hier zo weer staan” Ze heeft het nog niet gezegd of ze staan er al weer. Het waren die elf Hollanders. Ze hebben de man in elkaar geslagen. Ze wilden ook meer van hem weten, omdat hij kleding bij zich had. Ze zeiden: “Dat slaan we er wel uit”. Ze hebben hem in de vrachtwagen gegooid. Hij is in Duitsland geweest. We weten dat hij het gelukkig overleefd heeft.
Zo ook met mijn neef in december 1943. Die familie Boogaard woonde een stukje verderop aan de overkant. Vader “oom Hannis” was niet thuis. Wel moeder, zonen en dochters. Ze waren aan het wachten op zoon Teunis. Hij zou met een Joods jongetje thuiskomen. Helaas verraad. Dezelfde elf Hollanders hadden het huis omsingeld. Zij wilden zoon Teunis opwachten. Toen hij aankwam is hij ook in elkaar geslagen in ’t bijzijn van zijn moeder en de anderen. Ook Teunis werd meegenomen. Hij is naar Vught gebracht en later naar Saksenhausen. Daar is hij overleden aan de ontberingen. Het Joodse jongetje is naar Auschwitz overgebracht.
Mijn zussen van achttien en negentien jaar oud hebben iedere week een pakketje naar Vught gebracht waar vader vastzat. In dat pakketje zaten wat lekkere dingen, zoals een chocoladereep, tabak, sokken en spek van het varken. Dit pakketje was ook bestemd voor de Hoofdmeester, kruidenier Splinterf, neef Teunis en opa Boogaard. Mijn zussen moesten het afgeven aan de poort waar het Rode Kruis kantoor had. Ze hadden hoop dat ze vader een keer konden zien. Helaas was dat niet zo.
Dolle Dinsdag 1944 is vader gevonden door het Rode Kruis in Vught. Buurman Gort heeft mijn vader opgehaald. Vader is nog zes weken thuis geweest om te sterven. Hij was te zwak om te praten, op te staan of te lopen. We hebben hem gelukkig hier in Nieuw-Vennep kunnen begraven op de begraafplaats aan de Bosstraat.
Het volgende verhaal gaat over ver na de oorlog. In Haarlem staat een containerbak van mijn bedrijf J.Boogaard, Nieuw-Vennep. “Hé”, denkt een voorbijganger. “Boogaard Nieuw-Vennep. Ik zat in 1943 in een kamp met een Boogaard uit Nieuw-Vennep. Kamp Oranienburg in Duitsland”.
Deze man belde het telefoonnummer dat op de containerbak stond. De persoon die hij aan de telefoon kreeg was precies de juiste. Hij had mij aan de telefoon. Hij vertelde over opa Johannis Boogaard die hier in 1943 op de boerderij is opgepakt. Hij werd eerst in Amsterdam vrijgelaten, maar met de bijbel onder zijn arm ging hij de Duitsers vertellen wat er in de bijbel staat. Dat wat Gods volk is, juist het Joodse volk, hebben wij als Christenen de opdracht om het voor de verdrukten op te nemen. Er staat in de bijbel: Wat u aan de ander hebt gedaan, gehuisvest, te eten gegeven, gekleed en verzorgd ( je naasten) dat hebt u aan Mij gedaan. Nou dat heeft opa geweten. Hij werd meteen naar Vught overgebracht en later naar Duitsland.
De man vertelde door de telefoon aan mij dat ze beiden als experiment aan de blindedarm zijn geopereerd. Hoe kwamen een oude man van achtenzeventig en een jonge man hierdoorheen? Ze zijn allebei genezen. Deze man heeft opa naar de gaskamer zien lopen. Onze familie wist nooit hoe opa aan zijn eind was gekomen. Nu weten wij het tenminste.
Onderduiken
De Duitse bezetter pakt tijdens de Tweede Wereldoorlog bepaalde groepen mensen zomaar op. Het gaat vooral om Joden, leden van het verzet die in gevaar zijn en mensen die zijn opgeroepen om te werken in Duitsland. Zij verbergen zich op zolders, in kelders of in andere geheime schuilplaatsen, zoals boerderijen. De strategische ligging onder de rook van Haarlem en Amsterdam maakte het geschikt voor met name Amsterdammers in de polder onder te duiken. In Amsterdam leefden 80.000 Joden. Het was voor hen de dichtstbij gelegen schuilplaats. Er werd gezegd dat Nederland door het ontbreken van bergen minder geschikt was voor het ontplooien van ondergrondse activiteiten, Er zouden te weinig schuilplaatsen zijn om je terug te trekken. Voor grote polders als Haarlemmermeer en de toen nog niet in cultuur gebrachte Noordoostpolder gold dat veel minder. De Duitsers konden de bruggen over de ringdijk hermetisch afsluiten, maar op het vlakke land achter heggen en bomen verscholen boerderijen verkeerden ze steeds meer in het nadeel. Het open landschap was niet geschikt voor verassingsovervallen. De Duitsers moesten met hun wagens altijd over de bruggen over de Ringvaart. Meestal werden ze gezien door brugwachters, zodat de mensen die gevaar liepen tijdig gewaarschuwd konden worden. De mentaliteit van de Haarlemmermeerder droeg ook bij dat tijdens de oorlog de polder schuilplaats was voor onderduikers. Haarlemmermeerders zijn niet al te ‘geschaafd’. Ze zeggen precies waar het op staat. Als ze ja zeggen houden zich daaraan. Ze hebben een hekel aan mensen in de kou te laten staan, aldus Cor van Stam, coördinator van de L.O., de landelijke hulp voor onderduikers. Meer dan 3600 onderduikers verbergden zich in de polder. De Joden kregen vooral onderdak bij grote gezinnen in kleine woningen. Behalve bij de familie Boogaard kregen de Joden een schuilplaats bij Sam en Ant Breijer in hun daglonershuisje van 4 bij zes meter. De onderduikers sliepen onder de vloer. Het had ook te maken met de geloofsovertuiging van de Haarlemmermeerders. Op grond van de Bijbel, opkomen voor recht en gerechtigheid, voor onderdrukten en vervolgden, daar hadden ze geen politiek programma voor nodig, dat deden ze gewoon.
Hans Dolman