Welkom in het Buitenmuseum van Haarlemmermeer

Waar staat deze verhalenpaal?                                        

Locatie: Leimuiderdijk 187 / to Grote Poellaan 1435 CZ Rijsenhout   

Heeft u een verhaal bij deze paal? Stuur het naar schakelsaandeketting@shmdc.nl.


Binnenmuseum

Naast de 25 Verhalenpalen die verspreid staan door de hele polder, kunt u ook een bezoek brengen aan het Cruquius Museum in Cruquius, het Historisch Museum Haarlemmermeer in Hoofddorp en de Polderschuur in Vijfhuizen. Kijk op www.haarlemmermeermuseum.nl.  


PAAL

Aalsmeer is een oud dorp. Het wordt al in 1133 genoemd in oude akten. Maar zo rond 1760 wordt het dorp serieus bedreigd in zijn bestaan. Het ligt op een smalle strook tussen het Haarlemmermeer en de Westeinderplas. Het grondgebied wordt steeds kleiner door de constante druk van het Haarlemmermeer. Er lijkt geen houden meer aan. Het einde van het dorp is nabij.

De Aalsmeerders hebben deze situatie voor een groot deel aan zichzelf te danken. Eeuwenlang hebben ze meegedaan met het graven van turf aan de westkant van het dorp. Dat turf heeft goed geld opgeleverd, maar ook geleid tot het ontstaan van het Haarlemmermeer. Dat meer raakt  steeds meer  ‘out of control’. Bij elke storm slaat het water stukken land weg. Het land verdwijnt en Aalsmeer wordt steeds kleiner. De ‘Waterwolf’ had al eerder andere dorpen verslonden en nu is Aalsmeer aan de beurt.

Dit proces was al een tijdje gaande. Aalsmeer had tot dan toe altijd zelf de oeververdediging georganiseerd en betaald. Maar nu werd de opgave te groot. Het dorp kon het zelf niet meer aan.

In 1761 stuurt het Aalsmeerse gemeentebestuur een noodkreet aan de Staten van Holland en West-Friesland. Het jaar daarop vindt op hoog niveau overleg plaats. De Staten willen wel helpen, maar dan moet Aalsmeer zelf ook flink meebetalen. Dat wordt voor de Aalsmeerders te duur. Ze zeggen dat ze zich dan maar ‘van lieverlee laten wegspoelen’. Een jaar later meldt de schout van Aalsmeer, Marinus Blinkvliet, dat het water al 45 roeden (170m) voor de deur van de dorpskerk staat.  

Nu wordt het toch een echt probleem, ook voor de Staten. Na Aalsmeer zal ook het achterland ten prooi kunnen vallen aan het water. En dan zal Amsterdam aan de beurt zijn. De stem van deze stad weegt zwaar in de Staten. Men is het erover eens: er moet iets gebeuren.

Na de nodige inspecties in 1764 en 1765 door de landmeters Melchior Bolstra en Dirk Klinkenberg nemen de Staten van Holland en West-Friesland in 1766 een besluit ‘tegen de woede en aanwas van de Haarlemmermeer’. Aalsmeer zal worden beschermd. Ze komen met een zwaar pakket ‘ter bewaaringe van Aalsmeer’, een soort Deltawerken. De huidige westgrens van Aalsmeer wordt bij die gelegenheid vastgesteld.

Het werk begint in datzelfde jaar 1766. Men begint met een stuk van 6 kilometer oever aan de zuidkant van Aalsmeer. In vijf jaar tijd wordt dit deel voorzien van een geheel nieuw paalwerk. Uiteindelijk zal tussen 1766 en 1777 in totaal bijna dertien kilometer oever versterkt worden. De schuinstaande paalwerken worden gestut met zand, turf en bladriet.

De aanleg van het hele stuk oever van Oude Wetering tot aan Sloten heeft uiteindelijk bijna drie miljoen gulden gekost. Een gigantisch bedrag voor die tijd. Heuse Deltawerken dus.

De dijk was zó goed en stevig gemaakt, dat hij bij de droogmaking van het Haarlemmermeer in 1852 de met palen versterkte oever voor een belangrijk deel gebruikt kon worden voor de aanleg van de Ringdijk. Nog voor het hele project klaar is wordt in 1767 al een Dankdag voor de redding van Aalsmeer afgekondigd. Deze wordt daarna nog vele jaren herhaald.

Als in 1816 het wapen van Aalsmeer wordt vastgesteld (een Hollandse leeuw met een paling in zijn voorpoten) wordt daar de spreuk ‘Retine quod habes’ (behoud wat je hebt) aan toegevoegd.

En zo is het maar net. Het dorp is gered en is er nog steeds.

Bron: De redding van Aalsmeer, Deltawerken 1765-1777, Jan Willem de Wijn en Hans Alderen, Aalsmeerse Historische reeks, nr. 11, 2015